De voornaamste grondstoffen voor glas zijn: zand,soda en kalk. Er gaat een verhaal dat glas per ongeluk is ontstaan doordat schipbreukelingen op het strand een vuurtje hebben gestookt van wat was aangespoeld: kalk en soda. De volgende dag nadat het vuur was gedoofd en de overgebleven massa was afgekoeld bleek er iets te zijn ontstaan dat later glas genoemd werd.
Vondsten van glazen voorwerpen als vaasjes uit Egyptische koningsgraven bewijzen dat het materiaal al vele jaren voor Christus door de mens vervaardigd werd. In de 7e eeuw voor onze jaartelling werd de fabricage al vrij nauwkeurig op “schrift” gesteld in Assyrië waar in de kleitablettenbibliotheek van Koning Assurbanipal een opsomming van alle, ook nu nog, toegepaste grondstoffen met hun verwerking werd gevonden.
Het is echter niet bekend of het in die tijd ook al als bouwmateriaal in de gevel toegepast werd. Dat gebeurde wel, met zekerheid, bij de Romeinen: niet alleen in Rome zelf, maar ook in alle door Romeinen bezette gebieden. In onze omgeving moeten al rond het begin van onze jaartelling, met hout gestookte, glasovens hebben gestaan.
De gloeiende glasmassa werd in vlakke houten, natgemaakte vormen gegoten. Daarna verkregen ze ruiten met een dikte van 4 à 5 mm. en een grootte van ca. 40x40 cm. De grootste afmeting die de Romeinen konden produceren was 70x70 cm., een maat die pas aan het eind van de 17e eeuw overtroffen werd.